Ik heb mijn 13 meest bijzondere verhalen gebundeld in een fijn voorleesboek voor kinderen van 7 tot 10 jaar. Van elk verhaal weet ik nog voor welk kind ik het heb geschreven. De verhalen worden gebruikt op basisscholen bij kringgesprekken en in de begeleiding van gezinnen met jonge kinderen.
Toen ik mijn manuscript naar mijn uitgever stuurde kreeg ik als reactie: ”Wat een mooie en helende verhalen. Alle opvoeders zouden moeten weten dat dit bestaat.”
Je hoeft niet altijd zoals iedereen te zijn. Durf anders te zijn en pas je aan als dat nodig is.
“Normaal doen, saai” Rolf, het pasgeboren dolfijntje, zwemt anders dan alle andere dolfijntjes. Waarom zou dat niet mogen? Hij wordt er superblij van. Gewoon zwemmen zoals iedereen is toch maar saai? Samen gaan ze op zoek naar een oplossing.
Het is oké om te zeggen wat je nodig hebt. Goed naar je gevoel luisteren is heel belangrijk.
“Niet storen alsjeblieft” Pim, de kikker, wil soms gewoon alleen zijn. Dan heeft hij geen zin om samen met de anderen te spelen. Maar in plaats van dat te zeggen, wordt hij ontzettend boos. Zo boos dat ze hem driftkikker noemen. Gelukkig heeft hij een lieve opa die hem goede raad geeft.
Jezelf niet met anderen vergelijken, niet elk kind is hetzelfde. Je bent goed zoals je bent.
“Elke hond blaft zoals hij gebekt is” De hond Tom weet niet zo goed hoe hij zich moet gedragen. Hij gaat op zoek naar welke hond hij wil zijn. Wat hij nog niet weet is dat hij alleen maar zichzelf hoeft te zijn.
Als anderen je complimenten geven betekent dat niet dat je nog meer je best moet doen om aan die verwachtingen te voldoen.
“Waarom moeilijk doen als het makkelijk kan.” Pien wil dolgraag koorddanseres worden. Tijdens het oefenen krijgt ze veel complimenten en daardoor knoopt het touw zichzelf steeds hoger en hoger. Tot Pien ziet dat ze veel te hoog is gegaan. Pas als ze inziet dat zij zelf kan bepalen wat hoog genoeg is komt het goed.
Je angsten aangaan en om hulp vragen zodat je het niet alleen hoeft te doen.
“Zo bang als een wezel.” Het egeltje is bang voor alles en iedereen. Ook voor de poes Minoes. Maar Minoes wil de egel juist helpen om niet meer zo bang te zijn. Samen gaan ze op pad en al snel ziet Minoes waar het misgaat. Gelukkig hoeft de egel het niet alleen te doen en blijkt Minoes een hele goede vriendin voor hem te zijn.
Niemand is meer of minder dan jij. Laat je niet van de wijs brengen door mooie praatjes van een ander.
“Klein maar dapper.” De zonnebloem denkt dat ze meer is dan het kleine madeliefje. Alleen maar omdat ze groter is. Gelukkig weet het madeliefje wel beter en dat maakt ze de zonnebloem maar al te graag duidelijk.
Soms ben je veel te veel aan het piekeren en kun je wel wat luchtigheid gebruiken.
“Klein muisje, grote zorgen.” Kleintje is een grote piekeraar. Pas als moeder Muis bedenkt hoe zij zelf als klein muisje was, kan ze echt snappen hoe Kleintje zich voelt. Gelukkig is er iets wat Kleintje heel erg gaat helpen.
Stilstaan bij wat er allemaal kan gebeuren zorgt ervoor dat het spelen minder fijn is.
“Je bent nooit te oud om te spelen.” Marleen wil maar één ding en dat is lekker spelen. Maar ze heeft van haar moeder geleerd waar ze allemaal bang voor moet zijn, omdat er hele erge dingen kúnnen gebeuren. Pas als Marleen een hele bijzondere vrouw tegenkomt die haar leert om zonder angst te spelen, kan ze ervan genieten.
Soms ben je bang voor iets waar je eigenlijk niet bang voor hoeft te zijn, maar wil je wel serieus genomen worden.
“Spoken bestaan niet, toch?” Spoken bestaan inderdaad niet. Maar soms geloven we wel dat ze er wel zijn. Net als Tooske. Gelukkig vraagt ze haar moeder om hulp, want bang zijn is heel vervelend.
Je mag zelf weten van wie je houdt.
“In of uit de kast.” Isabel weet niet wat dat betekent. Ze komt er al snel achter dat het niets met een kast te maken heeft. Haar moeder legt uit dat een meisje soms verliefd wordt op een meisje en een jongen op een jongen.
Het beloofde gay-sprookje voor Isabel uit het vorige verhaaltje.
“Ook een prinsesje zit niet graag in de kast.”
Vertrouwen krijgen is net zo belangrijk als vertrouwen geven.
“Zo vrij als een vogel.” Als de herberg De gouden kooi zonder vogel komt te zitten vragen ze aan een zeeman die vaak bij hen komt, om op een van zijn reizen een mooie vogel voor ze mee te nemen. Dat doet hij. Deze bijzondere vogel zou hen geluk brengen, maar alleen als ze hem af en toe uit de kooi laten om hem zijn vrijheid te geven. Ze vinden het alleen erg lastig om het deurtje van de kooi open te zetten.
Tevreden zijn met wat er is, soms is het even niet anders.
“Eten wat de pot schaft.” Het konijn Flap wil alleen maar worteltjes. Ook al heeft hij nog zo’n honger en ligt de sla onder zijn neus, dan nog wil hij alleen maar worteltjes. Gelukkig heeft zijn moeder een slim plan om Flap te laten eten en zelfs te laten genieten van de sla.